Gerard van Gemert is kinderboekenschrijver en pleegvader. Iedere maand deelt hij zijn belevenissen in de wereld van pleegzorg en over het opvoeden van een pleegkind.
Binkie is een buitenkind. Weer of geen weer, hij wil naar de speeltuin, fietsen of iets anders doen wat in de open lucht plaatsvindt. Kou, regen, sneeuw en wind deren hem niet. Hij kan er heel goed tegen.
Een ontdekkingsreis
Op het moment dat u dit leest is het precies 1250 dagen geleden dat hij bij ons kwam. Een klein bleek, maar o zo vrolijk ventje. Zijn sprankelende ogen keken, nadat hij even moest wennen, vanuit de box onbevreesd de wereld in. Hij had sneller dan wie dan ook door dat dit wel goed zat. Hij gooide die eerste maanden al zijn charmes in de strijd. Alsof hij het gevoel had dat hij zich moest bewijzen en er iets te verdienen viel. Die charmes zijn er nog steeds en die sprankelende ogen ook. Maar daar zijn in de tussentijd ook een flinke dosis ondeugd en brutaliteit aan toegevoegd. Meneer laat zich niet met een kluitje het riet in sturen en als hij ergens zijn zinnen op heeft gezet, is het reuze lastig om dat uit zijn hoofd te praten.
Bij zo’n knulletje wat genetisch gezien compleet los van ons staat, beleven we een constante ontdekkingsreis. Wat vindt hij leuk? Waar liggen zijn talenten en waar niet? Hoe reageert hij op bepaalde situaties? Waar houdt hij nou echt van? Elke week weer ontdekken we wel iets nieuws. Een van die dingen is dus dat hij het liefst buiten speelt.
Avonturen in de buitenlucht
Afgelopen weekend waaiden we uit op het strand. Binkie had zijn kiepwagen meegenomen. We probeerden nog even om hem in de luwte van een strandtent te laten spelen, maar daar trapte hij niet in. Hij moest naar de zee. Daar, op de rand van branding en strand, reed hij zijn kiepwagen heen en weer door het schuim dat door de wind en golven werd geproduceerd. Zijn broek werd nat en af en toe drong een golf zout water zijn laarzen binnen. Na een halfuur kostte het ons bijzonder veel moeite om hem daar, voor zijn eigen bestwil, weg te krijgen. Met het vooruitzicht op een glas appelsap en misschien wat lekkers liet hij zich overhalen. Na de versnapering was hij het er niet mee eens dat we weer naar huis gingen. Hij wilde naar de zee. Ik beloofde hem dat we thuis nog wel even naar de speeltuin met de zandbak zouden gaan, zodat hij verder kon spelen.
Onderweg naar huis hoopte ik dat Binkie de belofte zou vergeten, maar dat was ijdele hoop. Met de kiepwagen, zijn schepje, emmertje en graafmachine liep hij tegen de harde wind in naar de speeltuin. Daar ging hij verder met waar hij op het strand mee gestopt was. Om warm te blijven had ik een bal meegenomen waarmee ik tegen een blinde muur trapte. Tegen beter weten in, polste ik af en toe of hij ook vond dat het al tijd was om naar huis te gaan. Bij de vierde keer, zuchtte hij. ‘Ga je nou nog maar even spelen, opa. Dan kan ik mijn werk afmaken.’