Nieuwsgierig

Gerard van Gemert is kinderboekenschrijver en pleegvader. Iedere maand deelt hij zijn belevenissen in de wereld van pleegzorg en over het opvoeden van een pleegkind.

We zijn verhuisd. We woonden in een mooi appartement, maar wel met oudere mensen. Dat is niet echt de ideale plek voor een kind om op te groeien. Die moet andere kinderen vlakbij hebben om mee te spelen en samen mee op te groeien. Nou was het ook niet zo dat ons pleegbinkie de enige reden was om weer naar een eengezinswoning met tuin te verkassen, hoor.

Vanaf het moment dat we de sleutel kregen tot het moment dat we de oude inleverde, was het een komen en gaan van elektriciens, stukadoors, schilders en loodgieters. Dat is voor een pleegbinkie van twee jaar oud soms net even teveel. Toch heeft hij zich er kranig doorheen geslagen en wist hij na verloop van tijd beter de weg bij Gamma dan ik.

Een nieuw huis betekent ook nieuwe buren. Dan merk je ook dat er veel mensen zijn die al in aanraking zijn gekomen met pleegzorg. Of ze kennen iemand die een pleegkind heeft of mensen die erover nagedacht hebben. Een van de buren is zelf een pleegkind geweest en wist haarfijn uit te leggen hoe belangrijk goede en liefdevolle opvang is.

Kleinkind...? oppaskind...? 

Maar je hebt ook mensen waarbij pleegzorg een ver-van-hun-bed-show is. Dat zijn de leukste. Dan is het namelijk zo dat een wat ouder stel dat continu met een klein mannetje dat leegstaande huis in en uit gaat vraagtekens oproept. Zeker bij een nogal nieuwsgierige buurvrouw. Zo iemand die langzamer gaat lopen als ze langs het raam loopt om te kijken hoe het interieur eruit komt te zien. Of je terloops aanspreekt en zich hardop afvraagt wat die grote vrachtwagen nou precies kwam brengen. Maar toen ik op een ochtend Binkie in zijn autostoeltje zette en zij aan kwam lopen, won de nieuwsgierigheid het. ‘Passen jullie zoveel op op jullie kleinkind?’ vroeg ze recht op de man af. ‘O,’ antwoordde ik zo nonchalant mogelijk, ‘dit is ons kleinkind niet.’ Ik zag haar pupillen veranderen in vraagtekens en haar hersenen kraken. ‘O joh.’ Ze rekte tijd. ‘Is het een ehm, een oppaskind?’ Ik maakte het riempje vast en gooide er een paar koosnaampjes uit om de verwarring compleet te maken. ‘Nee hoor.’ Ik gooide de deur dicht. ‘Hij hoort bij ons.’ Haar voeten schuifelden onrustig heen en weer terwijl ik naar het bestuurdersportier liep. Ze kwam in tijdnood. ‘Hoe oud ben jij dan?’ vroeg ze snel. ‘Zevenenvijftig,’ antwoordde ik. ‘En je vrouw?’ Ik deed het portier open. ‘Drieënzestig.’ Haar ogen schoten alle kanten op.

‘Maar dat rode haar heeft hij niet van mij, hoor,’ zei ik nog snel voor ik het portier dichtgooide. Een paar tellen later zag ik haar in mijn achteruitkijkspiegel nog steeds op dezelfde plek staan terwijl ze met haar rechterhand op haar hoofd krabde. Ik verheug me nu al op de volgende ontmoeting.